FACTCHECK | Cijfers jeugdhulp stegen niet spectaculair tussen 2019 en 2020
Het aantal kinderen en jongeren dat begeleid wordt of tijdelijk verblijft in een jeugdhulpvoorziening of een pleeggezin steeg in 2021 met 4,1% tegenover 2020. Maar de spectaculaire stijging bij baby's en peuters tussen 2019 en 2020, waarover de Mediahuis-kranten berichten, is niet correct.
Tussen 2019 en 2020 steeg het aantal kinderen en jongeren dat ondersteuning kreeg van een jeugdhulporganisatie of opgroeit in een pleeggezin fors, dat bericht verscheen onder meer in Het Nieuwsblad en De Standaard. Echter: die stijging valt te verklaren door de fusie van het toenmalige Jongerenwelzijn en Kind en Gezin tot het Agentschap Opgroeien en de integratie van de Ontwikkelings- en Behandelcentra (OBC), de voorzieningen voor gedrags- en emotionele stoornissen (GES+) en de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG) in de rapportage rond jeugdhulp. Die nuance is terug te vinden in elk jaarverslag en in de BINC-rapporten waarop de cijfers gebaseerd zijn. In totaal ging het in 2020 over 5.195 kinderen en jongeren die bijkomend geregistreerd werden en de sprong in de tellingen verklaren.
Analyse
Een blik op de cijfers tussen 2021 en 2020, die wel vergelijkbaar zijn, leert dat er een beperkte stijging was van 4,1%. Vooral bij de doelgroep 3- tot 5-jarigen (+8,9%) en 6- tot 8-jarigen (+5,1%) merken we daarbij een opvallendere tendens. Als we dieper inzoomen op de cijfers, zien we dat de stijging bij jonge kinderen het grootst is bij de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG), waar ouders van kinderen tussen 0 en 12 jaar nog zoveel mogelijk actief betrokken worden via thuisbegeleiding of een combinatie van een verblijf in een leefgroep en begeleiding van ouders. Voor de 3- tot 5-jarigen werd bij de CKG een stijging van 20,0% geregistreerd, voor de 6- tot 8-jarigen is die stijging 11,3%. Ook het aantal pleeggezinnen in beide leeftijdscategorieën steeg licht met respectievelijk 2,1% (3-5 jaar) en 5,5% (6-8 jaar). We kunnen dus stellen dat de nood aan laagdrempelige hulp, dicht bij het gezin steeds groter wordt en dat gezinnen ook vaker zelf de stap zetten naar hulpverlening wanneer ze voelen dat hun limieten bereikt worden. Het blijft ook belangrijk om te benadrukken dat niet alleen professionele hulpverleners op dat moment gezinnen kunnen bijstaan om de opvoeding van hun kinderen op lange termijn vol te houden. Ook pleeggezinnen kunnen door een vrijwillig engagement op te nemen kinderen en ouders uit hun buurt écht helpen.
Niels Heselmans