Jeugdhulporganisaties zetten extra in op ondersteuning
van jongeren bij de overgang naar volwassenheid
Het afgelopen jaar voerde Zorginspectie een uitgebreide inspectieronde in verschillende jeugdhulporganisaties waar 17-plussers verblijven. Die inspectie moest nagaan of er voldoende wordt ingezet op toekomstperspectieven en nazorg wanneer jongeren op eigen benen gaan staan. Het rapport is positief over de inspanningen die de sector de afgelopen jaren nam en brengt enkele verbeterpunten in kaart.
In 2017 rolde de Vlaamse overheid het ‘actieplan jongvolwassenen’ uit. Dat plan moest jeugdhulporganisaties aanzetten om jongeren die opgroeien in de jeugdhulp beter te ondersteunen richting volwassenheid. Die kantelleeftijd bleek te vaak een scharniermoment waarbij jongeren snel alleen kwamen te staan en door een gebrek aan aansluiting met volwassenenhulpverlening moeite hadden om hun plek te vinden in de samenleving. De leeftijdsgrens voor jongeren in de jeugdhulp werd opgetrokken tot 25 jaar, er werden co-housing projecten opgestart voor extra kwetsbare doelgroepen en de aandacht voor nazorg gericht op jongeren die door de jeugdhulp werden uitgezwaaid, werd opgeschroefd. Dat zorgde onder meer voor een opmerkelijke stijging van het aantal +18-jarigen in de jeugdhulp: van 2.572 in 2017 naar 3.641 in 2021, een toename met 40 procent op 5 jaar tijd.
102 jongeren bevraagd
Zes jaar na datum, wilden minister van Welzijn Crevits, het Departement Zorg en Opgroeien weten wat de stand van zaken was van die plannen voor 17-plussers die op dit moment in een leefgroep, op kamertraining of in een kleinschalige wooneenheid verblijven binnen de jeugdhulp. Bij alle 71 jeugdhulporganisaties waar jongeren op die manier worden opgevangen, ging Zorginspectie langs bij één leefgroep. Twee thema’s stonden daarbij centraal: de ontwikkeling van een ondersteuningstraject op maat en de uitbouw van actieve nazorg wanneer jongeren verhuizen naar een eigen stek. Maar liefst 111 begeleiders werden bevraagd en 184 dossiers van jongeren werden nagekeken, goed voor een één op vier van de totale populatie 17-plussers die tijdens de periode van de inspectieronde in de verschillende geïnspecteerde leefgroepen verbleef. Tot slot spraken de inspecteurs van Zorginspectie ook met 102 jongeren zelf om te peilen naar hun persoonlijke ervaringen.
Spontane nazorg
Het rapport van Zorginspectie toont aan dat jeugdhulporganisaties veel inzet tonen en goede praktijken floreren om het ondersteuningstraject van jongeren vorm te geven. In 94% van de jeugdhulporganisaties start het formuleren van hulpvragen van jongeren vanuit de verwachtingen en dromen van jongeren zelf en worden die ook goed opgevolgd. Bij 3 op de 4 jongeren wordt het persoonlijk netwerk zoals familie en vrienden actief betrokken. De brug met andere professionals, onder meer binnen de volwassenhulpverlening, wordt gelegd bij 7 op de 10 ondersteuningstrajecten. Vaststellingen die veel positiefs doen vermoeden, al is er ook nog ruimte voor verbetering. Die verbetermarge zien de inspecteurs vooral bij de toekomstplannen waar concrete tussenstappen en timings worden opgenomen. Bij de helft van de jeugdhulporganisaties hebben jongeren toegang tot een volledig plan. Bij de andere helft zijn de doelen waaraan de jongeren toekomstgericht willen werken wel vervat in hun plan maar nog onvoldoende geconcretiseerd naar wie hen daarbij gaat helpen, wat ze daarvoor nodig hebben om die doelen te bereiken of binnen welke tijd daarvoor bepaalde acties moeten worden ondernomen. Het gaat dan onder meer over tegen wanneer ze werk willen hebben, wie hen zal helpen om dat rijbewijs te halen of bij papierwerk, wat er nodig is om een diploma te halen…
Naast de ondersteuning van jongeren, brachten de inspecteurs ook de nazorg vanuit jeugdhulporganisaties voor jeugdhulpverlaters in kaart. In 9 op de 10 jeugdhulporganisaties werd actieve nazorg voor jongeren structureel georganiseerd. De visie om jongeren niet los te laten na de jeugdhulp is dus duidelijk sterk doorgedrongen in de sector. Het is ook steeds een vertrouwd gezicht voor een jongere die de nazorg opneemt, waardoor er geen nieuwe banden gesmeed moeten worden. Voor jongeren is het echter niet altijd op voorhand duidelijk hoe de nazorg er precies zal uitzien na hun vertrek. Afspraken over de manier waarop en hoe vaak er contact zal worden opgenomen en hoe lang de nazorg nog doorloopt, kon Zorginspectie slecht bij de helft van de jeugdhulporganisaties terugvinden. Om voldoende houvast te bieden aan jeugdhulpverlaters, kunnen afspraken daarover ontzettend helpend zijn. Een belangrijke aanvulling is wel dat enkel de formele contacten die ook terug te vinden zijn in de logboeken van jeugdhulpverleners in kaart werden gebracht. Daarnaast gaven veel begeleiders en jongeren aan dat er ook spontane nazorg ontstaat, waarbij jongeren nog op bezoek komen in de leefgroep of hun begeleider buiten het werk nog ontmoeten.
Toekomstplannen
De stappen die vooruit gezet werden de afgelopen jaren, vragen om bevestiging. Het actieplan jongvolwassenen zal vanuit Opgroeien nu verder aangevuld worden en verbeterpunten die Zorginspectie opmerkte, worden daarbij opgenomen en afgestemd met de sector. Het gaat dan onder meer over het duurzamer inzetten van het ondersteuningsplan met voldoende concrete handvaten voor jongeren. Ook voor de actieve nazorg moeten jeugdhulporganisaties duidelijkere afsprakenkaders uitwerken. Op die manier weten jongeren dat er altijd iemand is die bereikbaar blijft voor hen. Om de vinger aan de pols te houden kan Zorginspectie in de loop van de komende jaren dan opvolgingsinspecties uitvoeren bij de organisaties waar de inspectieresultaten minder goed waren.
Aanvullend aan de bijsturingen van het actieplan, lanceren Departement Zorg, het Vlaams Agentschap voor Personen en een Handicap en Opgroeien ook een nieuwe oproep voor jeugdhulporganisaties die willen inzetten op de opvang van jongeren die dak- of thuisloos dreigen te vallen. Uit de dak- en thuislozentelling van de KU Leuven bleek immers dat 20% tot 25% van de dak- en thuislozen jongvolwassenen zijn. Binnen die doelgroep herkennen we onder meer ook een groep jeugdhulpverlaters die ondanks de bijkomende maatregelen en de toegenomen aandacht toch nog door de mazen van het net glippen. Minister Crevits investeert in 8 projecten in Vlaanderen die willen inzetten op opvangplekken voor minstens 96 jongeren die elk jaar op straat belanden en 5 innovatieve projecten om jongeren die op straat dreigen te belanden op weg te helpen richting een vaste plek om te wonen of te werken of een impact te generen op vlak van mentaal welzijn of de zoektocht naar een sterk netwerk.
Bruno Vanobbergen, waarnemend administrateur-generaal van Opgroeien: “Te vaak werden we geconfronteerd met verhalen van jongeren die kort na hun 18de verjaardag de deur van hun jeugdhulporganisatie achter zich toetrokken op zoek naar vrijheid. Maar die overgang verliep bij veel jongeren stroever dan ze zelf konden inschatten en een terugkeer naar de jeugdhulp was op dat moment niet meer mogelijk. De afgelopen jaren hebben we op dat vlak echt duidelijke stappen vooruit gezet: door jongeren langer aan boord te houden in hun vertrouwde omgeving en door in te zetten op alternatieve woonvormen om stapsgewijs hun vrijheid te ontdekken. Maar natuurlijk moet je jongeren op een bepaald moment ook écht loslaten. Nu stellen we vast dat steeds meer jeugdhulpverleners ook structureel deel blijven uitmaken van het leven van jongeren wanneer ze hun eigen weg kiezen. Dat er steeds meer wordt ingezet op loopbruggen tussen de jeugdhulpverlening en de volwassenenhulp. Dat jongeren ook de weg naar hun leefgroep terugvinden op het moment dat ze alleen wonen. Die signalen zijn echt wel ontzettend hoopvol omdat we er zo voor zorgen dat we de kansen voor deze jonge mensen zo gaaf mogelijk houden en hen op die manier op een warme manier toeleiden naar een goeie job, een eigen plek en verbinden met belangrijke mensen waarop ze hun volwassen leven verder op kunnen terugvallen.”
Beleidsrapport | Jongvolwassenen in de jeugdhulp.pdf
PDF - 391 Kb
Niels Heselmans